zaterdag 14 november 2009

Planeet zonder handen

O planeet van innerlijke schreeuw!


Blauwe planeet van oceanen, oerwouden en steden. Blauwe planeet van bloed, pijn, armoede, honger, ziekte, discriminatie, epidemieƫn en kwellingen.O eeuwig dansfestijn van elitaire wonderkinderen, doorzichtige zonen en dochters van rijke ouders in grijnzende kleren, uitgelaten prinsenkinderen, koningskinderen,elite van de waanzin, corruptie en verzonken glimlach met een boodschap.Dit onophoudelijke spelen met de westenwinden heeft hen afgeleerd, de teer beminden te bedelen, zolang ze spelen met de opwindende voorbereidingsrituelen, leidt de weg naar zee en zonnige stranden, maar Florian van Driesteveld stelt U de eenvoudige vraag:
"Hoe vaak is er een loden traan van uw organische bol gevallen ?"
"En zag U behalve een spook ook een mens in de spiegel ?""En was er een ster die dit enorme gewicht kon dragen ?"
"Of ergens een ruimte met onontdekte materie?"
"Een God met magnesiumpoeder aan zijn handen"
"Een cocaine snuivende dwerg met een hartje op zijn voorhoofd"

O planeet, o donderscheet,
o blauwe schemerende luister van onvolwassen apen,
hoe vaak heeft hij bij U niet de boel onder gescheten en zich de kans gegeventoch nog iets van U te leren. O planeet, en angstig blauw der oceanen,hij vraagt het U opnieuw:

"Wat gebeurt er met de regenwouden, die langzaam veranderenin houten meubels om op te zitten in sierlijke tuinen in rijke landen? "
"Sojaplantage, ontbossing, stedelijke bebouwing en massatoerisme"

O planeet, o blauw der wanhoop en der winterwanten, waarom heeft Ugeen handen, waarvoor dienen de haren op Uw glanzend witte tanden. En waarom is de eenzame wereld zo stil vannacht. O hopeloze nacht van verlorenheid, wat valt er nog te begrijpen, ook oude en vergeten liefde moet het liefst zo zacht mogelijk rijpen.Maar de meeste gekken zijn gekker dan hij begrijpen kan, en de stilte is eenzamer dan de oude wijn in de grijze kan op de ronde tafel bij het beslagen raam. De grijze gordijnen zijn wat stoffig geworden, het ritme van de dagen, heeft zich vast gehangen aan de blauwe maan, de blauwe nagel in de lucht.


*
© oktober 2009, mobar

Schaduwdroom

Het is koud en veel te eenzaam in de nacht. Verlaten, stille en droeve angst zaaiende gedachten vreten Alfons Antana op. Hij denkt aan de beroemde schrijver Jeroen de Graaf, hoe hij was als mens, als man, als hart en ziel. De enige mens op aarde die de boodschap van de misdaadroman Joop, had begrepen.Hij, Jeroen de Graaf, de grote schrijver over de onstuimige natuur, grijze wolven en bruine beren, menselijke eenzaamheid, bruisende watervallen, hoge bergen, diepe valleien.De grote vogels, ondubbelzinnige nachtraven vliegen als doodsbroeders naar de helderende zon, die morgen weer op komt in een ander vervreemdend land, dicht bij nergens, een somber land achter de horizon. In diepte van leegte onder de nacht van de verloren horizon, dieper en dieper in de leegte. Ze laten wolken vol luchtkastelen achter. Illusies als zeepbellen. Sombere wolken met trieste dromen. Dromen als illusie, projectie van een ziel. Een verloren ziel, een ziel die niet eerder bestond. Zinloze pogingen voor een breder begrip. Een breder begrip van beschaving zonder verspilling. Zijn innerlijke ik, de ik van beschaving, is vertwijfeld, verward, niet opgewassen tegen toenaderingen, angstig voor contact.Hij peinst verder over beschaving, beschaving voor zijn dood, vervlogen ziel. Vervlogen dromen. Onzichtbare wereld, wereld van een zelfmoordenaar,Alfons Antana staat bij die boom, en denkt over het leven. Het verleden, het heden en de toekomst, de lente, het lammetje, geboorte, nieuw leven. De bloemen die hij voor zijn moeder plukte. Ieder voorjaar in de tuin, achter het huis. Maar de kleuren van de Herfst stemmen hem somber. De mistige schimmen maken de mystiek bijna tastbaar.Er heerst een grijze leegte in zijn brein, Alfons Antana staat stil. Stil bij alles wat hij moest loslaten, laten gaan. Omdat vasthouden wreder was, ondragelijk, misschien. Had hij een keuze? De leegte om het gemis van Jeroen de Graaf is dreigend. Alfons Antana hield veel van zijn boeken. Die vreemde avonturen in de natuur. Alsof het hele leven een bedreiging is. Alles wordt achtervolgt door zijn dood. Een dood die niemand heeft kunnen voorspellen. Maar die onherroepelijk was gekomen.Een sterven dat Alfons Antana nooit zal begrijpen. De nachtvogels zwermen rond de dood. Het moeras slaat zijn armen uit naar de eenzame ik. De onrustzaaier van het ego, de verdwaalde karaktermuis. Van de alleenstaande, wereldveroveraar, dromerige nul. Gecalculeerde aanbidder van een magere nachtmaan. Alfons Antana leest de krant, hangt de was op, krabt de rug van de hond, neemt de oude tijdschriften door op zoek naar een artikel van Joop, een personage uit een boek van Mobar Vorstkasteel.Zwart krijsende vogels met onrustige vleugels vliegen door de duisternacht over de oude stad, hoger de verdedigingsmuren, dichter het bos. Het zompige moeras borrelt en slikt geheimen in en spuugt natte slipjes uit. De nachtrust verdwenen zondigt adem en boert af en toe met groene ernst, milieubewust, hittebestendig. De nacht slaapt in een, tegen beter weten, en alles in teleurstelling, onmenselijk falen.Dit hebben we met niemand zo voorgesteld. Alfons wist niet dat hij eenzaam was, eenzamer dan iemand kon zijn. Dan we samen dachten dat hij kon zijn. Alfons weet het nog steeds niet, heeft geen flauw idee. God heeft zijn gesprek met een schaduw. Een minnaar van de nacht en de lusten van het duister. Dat weet hij uit zijn dagboek, zijn geheime vlugschriften, door niemand ooit gelezen,Een bijzonder eenzame schaduw, de schaduw van zijn geweten. Jeroen had een repeterend geweten. Hij was een schaduwkind, een schaduwman met een schaduwdroom, zijn worsteling met alles waar hij geen raad mee wist.De strakke beschouwing van de roofvogel wordt langzaam onsamenhangend. De bomen buigen, gedachten verdwijnen, gevoelens stompen af tot een onduldbare pijn die nergens vandaan schijnt te komen.Alle verbanden zijn zoekgeraakt in de wind, die woedend is en de gruwelvogels achterna jaagt. Deze nachtmerrie heeft geen einde, laat in laatste hoop alle teugels los, voeten op de aarde, bewaar uw vrede, het einde is voorspoedig. Het zijn hersenspinsels. De eerste en laatste lentespinsels. De vroeger gesponnen dromen die aan een zijden draadje hangen. Naar aanleiding van het lenteverhaal van Jeroen de Graaf. Maar het is nu midden in de Herfst. De avond is koud en vochtig. Alfons mist hem. Hij mist zijn verhalen. Hij voelt zich schuldig dat hij Jeroen nooit echt heeft leren kennen. Hij las alleen zijn gedichten en zijn verhalen.En hij bewonderde zijn gedichten. Hij las ze soms wel tien keerachter elkaar, iedere keer hongerig naar meer. Hij kreeg geen genoeg van zijn gedichten. Hij dacht dat hij hem begreep via zijn gedichten. Alfons voelde wel dat hij worstelde met het leven, maar hij wist niet dat het zo erg was. Er was altijd zo veel leven, met de braamstruiken de landwegen, de bospaadjes, de wilde dieren, en bijzondere vogels, zijn ruige poƫtische beleving van de natuur, waarin hij altijd een gevaar op de loer had liggen. Een leven vol bizarre feiten. En nu staat Alfons hier, midden in de veranderende natuur. Er zwemmen wat meerkoetjes in het water, wat wilde eenden en in de verte een zwaan. Alles lijkt nooit veranderd, alleen het gevoel is verbijsterend anders. Wat was hij voor iemand? Was hij hier vaak bij deze boom? Het is een inspirerende omgeving. Maar Alfons voelt dat hij ontworteld raakt door de leegte, het niet kunnen begrijpen van de dood. Zijn dood. Zijn zelfgekozen dood. Onbegrijpelijke leegte. Onberispelijk stil. Terug in zichzelf, met eenzame gedachten.

*
© oktober 2009, mobar